Zelfmoordpoeder
De naoorlogse getuigenissen die afgelegd zijn in strafzaken tegen Nederlanders die op enigerlei wijze collaboreerden met de nazi’s zijn te raadplegen in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging. Deze getuigenissen geven een beeld van de gebeurtenissen en belichten ze vanuit verschillende perspectieven.
In de verslagen lezen we niet alleen de getuigenissen van ‘foute’ Nederlanders, maar ook van onderduikgevers, Joden en buurtbewoners. De betrouwbaarheid is echter niet altijd vast te stellen. Het is aannemelijk dat ‘foute’ Nederlanders er belang bij hadden om hun aandeel zo minimaal mogelijk te laten lijken of te onderstrepen dat zij onder druk gezet zijn of in opdracht gehandeld hebben. Ook is het mogelijk dat getuigenissen op elkaar afgestemd zijn om de jacht en moord op Joden nadrukkelijk te veroordelen.
Jolande van Gorssel deed jarenlang onderzoek naar de beschuldigingen en (juridische) veroordelingen waar haar grootouders tijdens en na de oorlog mee geconfronteerd werden. In haar boek ‘Een splinter in de ziel’ (Uitgeverij Aspekt, 2021) noteert ze haar bevindingen en conclusies: haar grootouders, vader en oom zouden onterecht, of deels onterecht, beschuldigd zijn.
Dit blog is gebaseerd op een groot aantal getuigenissen uit CABR dossiers, afgelegd door onderduikgevers, de verdachten zelf, buren, politieagenten en andere betrokkenen. Daags voordat de hieronder beschreven gebeurtenissen plaatsvinden heeft er een razzia plaats in het pension van Van Raai. Hier wordt een groot aantal Joden opgepakt en een aantal weet te ontsnappen, tevens het moment waarop dit blog begint. Uit de getuigenissen wordt al snel duidelijk dat veel mensen van mening zijn dat het gezin Van Raai zelf achter het verraad zit. Het echtpaar Verbrugge, alias van het echtpaar Boas-Zelander, weet te ontsnappen en het lukt hen een nieuw onderduikadres te vinden. Dat betreft de woning van het echtpaar Heijmensen.
We geven drie perspectieven en dit blog is ook opgebouwd uit de volgende drie elementen:
- Het echtpaar Heijmensen dat het echtpaar Verbrugge onderduik verleend heeft;
- De politie en buurtgenoot kruidenier Drosterij;
- Enkele andere buurtgenoten van het echtpaar Heijmensen en de verklaring van Dirk van Raai, die beschuldigd wordt van het vergiftigen van het echtpaar Verbrugge.
Heimen Heijmensen is de eigenaar van de woning waar het echtpaar Verbrugge naartoe komt om onder te duiken. Hij getuigt: In den zomer van het jaar 1943, was ik werkzaam bij Van Kempen, wonende te Apeldoorn, Methusalemlaan [17]. Bij deze persoon was een Jodenmeisje [Betsy Zwanenbergh, 1923] ondergedoken. Tijdens een gesprek dat ik met haar voerde, vroeg ze mij of er in mijn huis geen plaats voor een paar Jodenmenschen, die onder wilden duiken. Ik antwoordde haar dat ik dat niet wist en dat zij [deze ‘Jodenmenschen’] het maar met mijn vrouw moesten bespreken. Eenigen dagen hierna zijn er een paar Jodenmenschen bij mij aan de woning geweest, doch daar mijn vrouw ook toen niet thuis was, is de afspraak gemaakt dat ze een paar dagen later terug zouden komen. De menschen kwamen op den afgesproken tijd terug en toen werd de afspraak gemaakt, dat ze met veertien dagen bij ons zouden komen. ZIj waren nu in een pension bij Van Raai, wonende te Apeldoorn, Golsteinlaan no. 18, doch daar het hun daar niet beviel wilden zij veranderen.
Het echtpaar Simeon Tobie Alfred Boas (1886, Amsterdam) en Maria Catharina Boas-Zelander (1899, Amsterdam) kende Betsy uit het pension van Van Raai. Heijmensen vervolgt: Ongeveer drie dagen, nadat deze afspraak was gemaakt, kwamen die menschen, welke ik enkel onder den naam van mijnheer en mevrouw Verbrugge ken, bij ons en vroegen of ze nu al mochten komen. Er was bij Van Raai een inval geweest en bijna alle Joden waren gearresteerd. Zij hadden kans gezien te ontvluchten. Wij hebben die menschen op 16 juli 1943 bij ons in huis genomen.
Dan blijkt uit de verklaringen dat Dirk van Raai naar Van Kempen toegaat en navraag doet over het woonadres van Heijmensen. Dirk van Raai getuigt later dat zijn familie op de hoogte was van het feit dat het echtpaar Verbrugge een nieuw onderduikadres gevonden had. Heimen Heijmensen gaat snel naar zijn woning terug. Daar blijkt dat Dirk van Raai al met de vrouw en dochter van Heimen gesproken heeft. Er is blijkbaar groot wantrouwen want er wordt meteen actie ondernomen: Wij hebben toen besloten om die menschen weg te brengen naar mijn zoon M. Heijmensen, wonende te Apeldoorn, Wolweg no. 45, dan waren ze uit de buurt weg en dan kon Dirk van Raai ze niet meer achterhalen. Hoewel wij geen afspraak gemaakt hadden met mijn zoon waren wij er toch van overtuigd, dat deze de menschen zou helpen. Ook het echtpaar Verbrugge keurde dit plan goed. Ondertussen was de schemering ingevallen.
Aaltje Heijmensen-Norel, de bewoonster van het onderduikadres, verklaart dat meneer Verbrugge ziek was. Daardoor moest de overplaatsing aanvankelijk uitgesteld worden en werd er nog twee weken langer aan de Golsteinlaan verbleven. Ze vertelt dat ze er vanuit ging dat Van Raai op de hoogte was van het nieuwe adres: Den volgende dag, op 17 juli 1943, te omstreeks 21:00 kwam de mij bekende Dirk van Raai, wonende te Apeldoorn, Golsteinlaan no. 18, aan mijn woning en vroeg of het Joodsche echtpaar Verbrugge bij ons in huis was. Mijn dochter en ik antwoordden ontkennend. Hij zei, dat hij zeker wist, dat ze er waren. Wij verzekerden hem, dat wij die menschen niet in huis hadden en ook niet wisten waar zij zich bevonden. Wij hadden de overtuiging, dat het zijn bedoeling was die menschen te verraden. Hij had ons namelijk gezegd, ‘als ik niet zorg, dat ze terugkomen, dan wordt ik zelf opgepikt’. In verschillende onderzoeken wordt de angst om zelf gearresteerd te worden regelmatig genoemd. Deze angst treft met name onderduikgevers die in aanraking gekomen zijn met de autoriteiten. De intimidatie en druk die Jodenjagers op onderduikgevers uit konden oefenen, is vaak zo groot dat sommigen besluiten om Joden te verraden die elders ondergedoken zaten; ‘Wil je vandaag bij je gezin eten, of wil je naar de gevangenis?’.
Zodra meneer Heijmensen thuiskomt, wordt de situatie besproken. Het echtpaar Verbrugge ligt al in bed als ze gewekt worden door het echtpaar Heijmensen-Norel en gezamenlijk besluiten om ze naar het adres van de zoon van Heijmensen te gaan. Meneer Heijmensen zal vooruitlopen en een handgebaar maken om te waarschuwen als er sprake is van onraad.
Het plan om via diverse tuinen de Hattemseweg te bereiken mislukt door de dichte begroeiing en de ingevallen duisternis; ze keren terug naar hun eigen woning. Hier zien ze Dirk van Raai staan, Hijman Heijmensen vervolgt zijn verklaring: Op het hoekje van ons huis stond Dirk van Raai te kijken. Toen mevrouw Verbrugge [deze] Dirk van Raai zag, zeide zij: ‘Nu is het verloren’. De heer Verbrugge zei hierop: ‘Ja, en dat is zijn schuld’. Hij bedoelde daarmede de schuld van Dirk van Raai. Het echtpaar Verbrugge heeft toen eenige tijd met Dirk van Raai staan praten. Wat er besproken is weet ik niet. Ik stond iets afzijdig en kon het niet verstaan. Na dit gesprek ging Dirk van Raai naar de kruidenier Drosterij [Ugchelseweg 93] om het politiebureau op te bellen. Het echtpaar Verbrugge ging daarop naar binnen en nam afscheid van elkaar, en gaven elkaar een zoen. Daarna namen zij bij de kraan elk een poeder in, wat het voor poeders waren weet ik niet. Ik schonk er eerst geen aandacht aan. Zij gingen daarna weg en toen begreep ik dat ze zich vergiftigd hadden en geen maatregelen getroffen hadden om die vergiftiging tegen te gaan. Ik wist ook niet wat ik doen moest. Tevens was ik bang, dat ze bij mij in huis in elkaar zouden zakken, waardoor ik zeer erge gevolgen zou krijgen, in het verband met het feit dat dan zou blijken dat ik aan ontvluchtte Joden een schuilplaats verleend had. Den volgenden dag hoorde ik vertellen dat het echtpaar Verbrugge op de Ugchelscheweg in elkaar was gezakt. Den volgende dag is Dirk van Raai bij mij [Heijmensen] gekomen en heb ik tegen hem gezegd: Jongen, je maakt veel te doen, want het had mijn leven ook kunnen kosten. Hij antwoordde hierop: Neen, want ik heb gezegd dat ik ze op de Beeklustweg heb zien staan. Ik [Hijmenen] heb geen nadelige gevolgen gehad voor het verbergen van het echtpaar Verbrugge. Ook ben ik er nooit over verhoord. Ik vermoed, dat Dirk van Raai inderdaad heeft gezegd dat hij ze op den weg heeft aangetroffen.
Aaltje Heijmensen-Norel: Het Joodsche echtpaar had juist ons erf verlaten toen mijn man Dirk van Raai zag staan. Op het teeken van mijn man keerden zij terug en hebben getracht over het land achter onze woning weg te komen, maar dat ging niet. ZIj kwamen even later terug in huis [na het gesprek met Van Raai dat Aaltje van Norel niet beschrijft] en begaven zich naar de kraan van de waterleiding en haalden een poeder uit een doosje, welke zij innamen. Ik dacht dat zij dit deden voor hun zenuwen. Hierop zeide de man: ‘Kom wij gaan een eindje wandelen’. Na dit gezegde gaven zij elkaar een zoen en namen afscheid van elkaar. Ik begreep toen, dat zij zich vergiftigd hadden. Ik, noch, iemand anders van mijn huisgenooten hebben maatregelen genomen, om de dood van deze personen te voorkomen. Ik was zoo erg overstuur, dat ik daar niet eens over gedacht heb.
Uit de verklaringen van zowel meneer als mevrouw Heijmensen blijkt dat de komst van Dirk van Raai en de daaropvolgende vluchtpoging naar een ander onderduikadres het stressniveau bij het echtpaar Verbrugge aanzienlijk verhoogde (‘Nu is het verloren’. De heer Verbrugge zei hierop: ‘Ja, en dat is zijn schuld’). Deze situatie zou verschillende mogelijke gevolgen hebben gehad:
- Vlucht in de dood: Het echtpaar Verbrugge kan hebben besloten om in de dood te vluchten door gebruik te maken van een zelfdodingspoeder dat zij bij zich droegen.
- Psychologische uitputting: Na een periode van onderduik kan het zijn dat zij de moed hebben opgegeven, psychisch niet meer in staat zijn geweest om op een goede afloop te vertrouwen en daarom voor zelfdoding hebben gekozen.
- Invloed van Van Raai: Dirk van Raai kan hen mogelijk in de tuin hebben aangesproken en gedreigd hebben hen aan de politie te verraden. Bovendien is er de mogelijkheid dat Van Raai hen het zelfdodingspoeder heeft aangeboden, zoals in andere getuigenissen wordt gesuggereerd. Dit zou gebeurd kunnen zijn onder het voorwendsel van ‘Houd de eer aan jezelf en voorkom deportatie naar een vernietigingskamp’.
Wat opvalt in de verklaringen van meneer en mevrouw Heijmensen, is het gebrek aan concrete of directe beschuldigingen tegen Dirk van Raai. Ze verwijzen niet expliciet naar belastende uitspraken die Van Raai tegenover hen zou hebben gedaan, noch vermelden ze de inhoud van het gesprek dat Dirk mogelijk met het echtpaar Verbrugge in de tuin voerde; een gesprek dat Heijmensen zegt niet te hebben kunnen horen.
Als de familie Heijmensen daadwerkelijk had gehoopt om Van Raai veroordeeld te krijgen, hadden zij hun verklaringen in de dagen of weken na het voorval kunnen aanpassen of overdrijven. Ze hadden bijvoorbeeld kunnen beweren dat zij het gesprek in de tuin hebben opgevangen of dat het echtpaar Verbrugge expliciet heeft aangegeven dat het zelfdodingspoeder onder dwang door Van Raai aan hen verstrekt was.
Toch hebben ze ervoor gekozen om dergelijke details niet aan hun getuigenissen toe te voegen. Dit roept vragen op over hun beweegredenen en de mate waarin ze bereid waren om hun verklaringen aan te passen in de hoop op een veroordeling.