Geroerd
Mozes Simon Poppers (Borculo, 1859) keert na de bevrijding niet terug uit de onderduik, ook behoort hij niet tot de groep Joden die in doorgangskamp Westerbork bevrijd zijn, ook is hij geen overlevende van Auschwitz. Zouden zijn toenmalige vrienden, kennissen of buren nog lang gehoopt hebben op zijn terugkeer?
Zouden zij geroerd of verontrust zijn geweest door zijn ‘langdurige afwezigheid’? Tot enkele maanden geleden wist ik eigenlijk niets van deze man op leeftijd. Zijn laatste adres lag op steenworp afstand van het huidige busstation in Apeldoorn. Centraler kun je haast niet wonen. Door onderzoek naar Mozes Simon zijn we veel te weten gekomen over zijn leven, maar slechts een keer heb ik iets terug kunnen vinden over zijn emoties. Hij is geroerd als hij in 1934, na twaalf jaar, afscheid neemt als bestuurslid van de mannenvereniging ‘Gemieloeth Gesodiem’, verbonden aan het religieuze leven. Hij krijgt een mooi dankwoord voor zijn inzet. Voor zover bekend is er maar één foto van Mozes Simon bewaard gebleven. De krant toont hem op die foto in zijn stoffenwinkel.
Het blijft gissen naar de betekenis van de oorlog voor de Joden in Apeldoorn. We weten niet hoe Mozes de anti-Joodse maatregelen heeft beleefd; of hij na jarenlange terreur de arrestatie gelaten of juist met gebalde vuisten heeft beleefd. Zat er nog een sprankje hoop in die drie lange dagen in de trein naar concentratiekamp Auschwitz of vermoedde hij zijn lot? Samen met zijn dochter, schoonzoon en drie kleinkinderen maakt hij deze erbarmelijke reis en allemaal stikten ze door het Zyklon B gas, vast vol emoties en gedachten en misschien wel met gebalde vuisten.
Roeland Oudejans-Albers