Contact
contact
Locatie en route
route
zoek
Zoek in de site

in de media

blogs

Nieuws

Fietje en Juul - blog

Fietje en Juul

Mijn opa en oma woonde net buiten Utrecht aan de enige doorgaande weg naar Fort Rhijnwaarden. Mijn vader was acht jaar oud toen de nazi’s in Nederland de macht overnamen. Het fort wordt na enige tijd aangewezen als munitiedepot en fusilladeplaats en de vijf huizen die aan deze weg staan, zijn daarmee interessant voor de Duitsers.

Gastblog van Saskia Wieringa

Dit is dan ook de reden dat de bezetter aan mijn grootouders kwam vertellen dat ze zich het huis zouden toeëigenen. Mijn familie kreeg slechts kort de tijd om hun koffers te pakken. De nazi’s verlaten onderwijl het erf. Het gelovige gezin heeft gebeden. En dan blijkt dat het gebed is verhoord: zodra mijn oma aan de teruggekeerde bezetter de nadelen van het huis opsomt, zien de nazi’s af van de invordering want er is geen stromend water, geen elektriciteit en ook geen gas of telefoon. Het huis naast dat van opa en oma was ondertussen wel gevorderd.

Toen ik op een dag in het ‘t Hoge Nest, het boek geschreven door Roxane van Iperen, begon te lezen, moest ik terugdenken aan de verhalen die ik uit mijn eigen jeugd kende. Ik had gehoord over een Joodse onderduikster bij mijn opa en oma op zolder. Voor de kinderen, zo ook voor mijn toen 10 jaar oude vader, bleef het geheim dat ze Joods was. Het gaat om Sophie de Jong (Apeldoorn, 1912). In 1942 toen ze bij mijn vader op zolder kwam wonen, was ze net dertig jaar oud. Ze ‘verving’ het kindermeisje. Dat was haar alias. Ik realiseerde mij tijdens het lezen in welke vrijheid ik zelf ben opgevoed. Zo ook dat mijn eigen kinderen in vrede hebben mogen opgroeien.

Salemon, de vader van Sophie, was twee maanden na de inval door nazi-Duitsland na een kort ziekbed overleden. Haar moeder, Sara (Groningen, 1880), en zus Eveline (Apeldoorn, 1909) werden beide op verschillende momenten in 1942 als patiënten in Het Apeldoornsche Bosch opgenomen. Tot die tijd woonde ze in de binnenstad van Apeldoorn met uitzicht op het Marktplein. 

De periode waarin de moeder en zus van Sophie als patiënten werden opgenomen, was ook de tijd dat de Joden massaal naar kamp Westerbork en naar ‘het Oosten’ werden gedeporteerd. Het is vermoedelijk ook de tijdspanne geweest waarin Sophie - wij noemen haar in de familie altijd ‘Fietje’ - bij mijn grootouders kwam. Hoe precies weten we niet. Gesprekken met mijn vader, oom en tantes lijken er op te wijzen dat de kerk, waar mijn opa en oma lid van waren, binnen de eigen gelederen intensief op zoek was naar onderduikadressen. Het is ook mogelijk ontstaan door het beroep van mijn opa. Hij was advocaat en had wellicht veel contact met mensen die iets tegen de Jodenvervolging wilden doen.

Fietje was voor de oorlog kantoorbediende en heeft in de oorlog bij Het Apeldoornsche Bosch gewerkt als lijkbezorgster en naaister van doodskleren. In de Joodse cultuur is het gebruikelijk dat vrouwelijke overledenen door vrouwen ritueel worden gereinigd. Het is een functie die ongetwijfeld vanwege de omstandigheden gecreëerd was, met als doel om uitstel van deportatie te verkrijgen. Mijn vader herinnert zich dat Fietje verloofd was en zelfs al in ondertrouw was. Het was, zo bleek slechts een paar maanden geleden, haar neef Julius de Jong (Apeldoorn, 1906). Hij noemde zichzelf ‘Juul’. Op de vraag waarom Juul niet de onderduik in is gegaan is in de familie geen antwoord op gevonden.

Mijn opa had blijkbaar toch wel een telefoon en had schijnbaar ook goede contacten met het verzet: geregeld werd hij gewaarschuwd met de boodschap: ‘de melk kookt over’. Fietje dook in de meeste gevallen achter de luiken van de zolder. Cynisch feit was dat aan het luik een bordje hing met de tekst Bidt en gij zult vinden - klopt en u zal opengedaan worden. Dat laatste is gelukkig nooit gebeurd. Mijn opa en een oom vluchten op het moment dat ‘de melk overkookte’ het huis uit, bang voor de Arbeitseinsatz. Dit waren momenten waarop mijn toen 10-jarige vader geen idee had dat Fietje zich verstopte. Samen met de jongste kinderen was het een te groot risico dat zij zich een keer per ongeluk zouden verspreken en zouden verraden dat er een (Joodse) vrouw in huis was die zich bovendien geregeld verstopte…

Ik hoor ook de herinnering van mijn tante: haar zus was samen met de inwonende hulp in de huishouding op een dag voedsel gaan zoeken. Het was de periode van een grote voedseltekorten. Bij de Twaalf Gatenbrug werden ze door de Duitsers opgewacht en moesten zonder fiets en tassen lopend weer naar huis. Toen Fietje dit relaas hoorde, deed ze haar jas aan en hoofddoek op en liep naar de brug en zei daar in feilloos Duits dat de kapitein de tassen en fiets moest teruggeven. En dat lukte! Fietje keerde met fiets en al terug naar haar onderduikadres. Daar schrok iedereen zich een hoedje. Het was heldhaftig wat Fietje als Joodse onderduikster had gedaan, maar het had ook heel anders kunnen aflopen…

Na de bevrijding keerde Fietje terug naar Apeldoorn. Dit zal mogelijk het eerste moment zijn geweest dat ze met eigen ogen zag dat haar moeder en zus, overige in Apeldoorn wonende familieleden en haar verloofde Juul niet meer in Apeldoorn waren. De geruchten over de fabrieksmatige moord op de Joden zal ze ongetwijfeld in haar onderduikperiode hebben vernomen. Maar uitsluitsel over hun lot had ze niet. Ook kort na de bevrijding zal ze over het lot van haar geliefden geen uitsluitsel hebben gekregen en ze zal ongetwijfeld op enige wijze gewacht of gehoopt hebben op hun terugkeer. Wellicht tegen beter weten in…

Uiteindelijk blijkt dat er alleen nog verre familie in leven is. Het wordt Fietje duidelijk dat haar verloofde in de zomer van 1942 is opgepakt. Hij had zijn fiets verkocht terwijl hij die eigenlijk een paar dagen later bij de politie had moeten inleveren. Via Kamp Amersfoort werd hij naar Auschwitz gedeporteerd en kwam na een periode van dwangarbeid om het leven. De moeder en zus van Fietje zijn met een gedeelte van het personeel en naar schatting 1300 patiënten van Het Apeldoornsche Bosch rechtstreeks naar Auschwitz gedeporteerd.

Fietje heeft na de oorlog contact gehouden met haar helpers, mijn grootouders en hun kinderen. Ze is vaste gast op feesten en verjaardagen van het gezin waar ze zo’n drie jaar verbleef. Dit is ook wel iets om even bij stil te staan: zo’n drie jaar lang op één plek te zijn geweest zegt iets over de betrouwbaarheid van het onderduikadres, maar het vertelt ook dat er op enig moment blijkbaar geen reden was om Fietje over te brengen naar een andere plek. De buurtbewoners hadden schijnbaar geen vermoeden of hielden hun mond en de onderlinge sfeer in huis is blijkbaar goed gebleven.

Fietje gaat haar leven na de oorlog gebukt onder het trauma dat de oorlog haar bezorgd heeft. Ze lijkt zich schuldig te hebben gevoeld dat zij de oorlog had overleefd, terwijl al die anderen…

terug naar overzicht
terug naar overzicht

Draai je telefoon
voor de beste beleving