Contact
contact
Locatie en route
route
zoek
Zoek in de site

in de media

blogs

Nieuws

De man uit Wiesel III - blog

De man uit Wiesel

In de twee voorgaande delen van dit blog ging het over de start van een ‘geslaagde’ dag voor Jodenjager Jannes Doppenberg. In Wiesel had hij twee Joden opgepakt en de man die hen onderdak bood was tijdens het verhoor bezweken onder de druk.

Met het vooruitzicht vrijgelaten te worden, vertelt hij dat hij inderdaad wel een adres kan achterhalen waar Joden verborgen zitten. Het lukt Van Wilpe om het adres waar een zestal Joden verborgen zijn te achterhalen. De Jodenploeg staat klaar om een inval te doen… Een getuignis komt van een Joods echtpaar dat in een roggeveld verscholen heeft gezeten.

Rond 12:00 komt Doppenberg met zijn handlangers aan op de Groenendaalseweg 34 II, korte tijd later gevolgd door een politieauto. De vrouw des huizes verklaart na de oorlog: “Doppenberg had blijkbaar de leiding, want zonder zich te bedenken, liep hij naar de plaats waar de WC zich bevindt en tilde het vlak daarvoor aanwezige luik, toegang gevende tot de geheime schuilkelder, op en ging met de revolver in de vuist, die kelder binnen. Mevrouw Pomeranz had de komst van de politie menschen blijkbaar vroegtijdig opgemerkt en heeft haar man nog gewaarschuwd, waarna beiden nog tijdig te vlucht wisten te nemen. Even later kwam Doppenberg met de geheele familie Gompers uit de kelder te voorschijn, waarna hij die menschen op een bak bij de pomp liet plaatsnemen. Uit de vragen die Doppenberg mij daarop stelde kon ik heel goed opmaken dat hij precies wist hoeveel en waar de Joden waren ondergebracht. 

Cycilia Pomeranz verklaart dat ze (samen met mevrouw Verhoef) het huis aan het schoonmaken was toen ze om 12 uur door mevrouw Verhoef gewaarschuwd werd dat er politie in aantocht was. Samen met haar man verstopt zij zich in het nabijgelegen haverland: “Wij lagen op ongeveer 20 meter van het huis in de haver en hebben grotendeels kunnen waarnemen wat er zich verder afspeelde. De gehele familie Gompers bestaande uit 4 personen, werd door de beruchte Doppenberg meegenomen en ik heb tot op heden nooit meer iets van hen vernomen, zoodat ik vermoed, dat deze menschen in de Duitsche concentratiekampen om het leven zijn gekomen. Mijn man en ik hebben dien nacht na de arrestatie, in de bosschen overnacht en zijn den volgenden morgen door Verhoef naar Nicolai gebracht, die ons verder heeft geholpen”. Even verderop verklaart ze: “Wij hebben later alles uitvoerig besproken en zijn tot de conclusie gekomen, dat de man uit Wiesel [Van Wilpe, die ze echter niet bij name noemt] alles aan het rollen gebracht moet hebben. Het zal vermoedelijk in verband met het feit, dat er daags te voren Joden bij hem zijn weggehaald, uit eigen lijfsbehoud ons hebben verraden, om zoodoende zelf vrij te komen”.

Mevrouw Verhoef krijgt van Doppenberg de mededeling dat haar man zich om 17 uur moet melden. Dit doet hij ook. Hij wordt niet vastgezet, maar moet van Doppenberg de gevluchte Joden (Pomeranz) opsporen en de verblijfplaats bekendmaken. Mevrouw Verhoef zegt hierover: “Wat mijn man natuurlijk nooit heeft gedaan”. Verhoef verbaast zich er na de oorlog over dat Doppenberg tijdens het verhoor zijn verklaring heeft geloofd. Hij had de agent namelijk op de mouw gespeld dat het gezin Gompers was ‘komen aanlopen’ en om een onderduikadres had gevraagd en dat hij hen vanwege de twee kinderen de deur niet kon wijzen. Verhoef zorgt er op deze manier voor dat het betrokken netwerk buiten schot blijft.

Van Wilpe verklaart na de oorlog dat hij helaas niet de moed heeft gehad om in het gesprek met Nicolai te vertellen in wat voor een duivelse trechter hij eerder die dag door Doppenberg was gezogen. Aan de andere kant geeft hij aan het gevoel te hebben het wel geprobeerd te hebben. Over de volgende dag zegt hij: “Wij troffen echter den heer Verhoef niet thuis… Ik kan mij nog niet goed begrijpen, waarom ik die menschen toen niet gewaarschuwd heb, want ik had er toen volop de gelegenheid en de tijd voor, want ik werd toen niet door de politieman geschaduwd, zoals de vorige avond [Van Wilpe had op het bureau moeten overnachten, en had om die reden geen kans toch nog zijn dubbelrol bekend te maken]”.

Nadat Van Wilpe het exacte adres aan Doppenberg had gegeven was hij naar huis gefietst. Martin Weil was ondertussen door buurman Dobbelman opgehaald. Dezelfde middag brengt hij de koffers van zijn eigen onderduikers, het echtpaar Snijder, op het bureau. Hier hoort hij van de arrestantenbewaarder dat ook de Joden [Gompers] uit Loenen zijn ingesloten. Het echtpaar Pomeranz wordt via Nicolai in veiligheid gebracht en overleeft de oorlog. Uit andere bronnen komt naar voren dat dit echtpaar Pomeranz in Enschede drie kinderen kreeg, zoon Josef (1932), dochter Jenny (1933) en tenslotte dochter Rinah (1934). De kinderen hebben de oorlog overleefd.

terug naar overzicht
terug naar overzicht

Draai je telefoon
voor de beste beleving