Birkenau
In deel 1 heeft u kunnen lezen dat de spoorlijn die onder de toegangspoort van Auschwitz-Birkenau doorloopt symbool is geworden voor de moord op 1,1 miljoen Joden. In een bredere context is het ook de verbeelding van de moord op 6 miljoen Joden wereldwijd geworden.
Tot op de dag van vandaag herinnert het spoor ons aan de ontelbare kilometers waarover Joden van het ene naar het andere kamp zijn gedeporteerd. De spoorlijn die onder het poortgebouw doorloopt, is in mei 1944 in gebruikgenomen.
1944
Van de circa 261 Apeldoornse Joodse dorpelingen die naar Auschwitz worden gedeporteerd zijn er ‘slechts’ 14 mensen die per trein het poortgebouw onderdoor zijn gegaan. De overige Apeldoornse Joden zijn, voor mei 1944, via het nabijgelegen overslagperron met vrachtwagens of lopend naar het vernietigingskamp geleid.
1942
Bij de bouw van Birkenau moet een deel van het gelijknamige dorp (Brzezinka) wijken voor de plannen van de nazi’s. Twee boerderijtjes, opgetrokken uit steen, kunnen blijven staan en worden onderdeel van Auschwitz II. Na een verbouwing zijn ze geschikt als gaskamers. Ze krijgen eenvoudige namen: Bunker I (‘het rode huis’) en Bunker II (‘het witte huis’). De douchekoppen in de bunkers zijn schijn: er komt geen water uit en ook geen uiteenvallende korrels Zyklon B. Het blauwzuurgas wordt namelijk via openingen in een inpandige muur de ruimte ingeworpen. Van de 261 Apeldoornse Joden die in Auschwitz vergast worden, sterven er ongeveer 200 in een van deze twee geïmproviseerde gaskamers. Een kleine 30 Apeldoornse dorpelingen komen in deze periode om als dwangarbeider (bijvoorbeeld door uitputting en/of ziekte), waarbij niet uitgesloten kan worden dat een aantal van hen vergast zijn op het moment dat de nazi’s hen ziet als te weinig productief.
In deze periode (tot maart 1943) zijn er nog geen werkende verbrandingsovens in Birkenau. De ontzielde lichamen worden tot eind augustus/begin september 1942 begraven in grote kuilen. Vanaf eind augustus/begin september 1942 worden de lichamen in grote kuilen geplaatst en in de buitenlucht gecremeerd. Zij die tot die tijd begraven waren, worden opgegraven en alsnog verbrand. Zo proberen de nazi’s de sporen van hun gruweldaden uit te wissen. Ondertussen worden enkele grote moderne crematoria gebouwd.
1943
De crematoria bestaan uit een (ondergrondse) kleedkamer, (ondergrondse) gaskamer en een aantal verbrandingsovens. Dit zijn ook de crematoria die doorgaans in reconstructies worden getoond. De Joden moeten naakt de gaskamers in en met slimme woorden worden ze misleid. In de ondergrondse kleedkamers hebben de kledinghaakjes een nummer. Zo zouden de opgefriste Joden hun kleding weer eenvoudig terug kunnen vinden. Hun schoenen moeten ze aan elkaar vastmaken want ook dat is praktisch… De nazi’s weten natuurlijk dat de Joden niet meer bij hun bezit zullen terugkeren.
De meeste Apeldoornse Joden worden tussen oktober 1942 en maart 1943 naar Auschwitz gedeporteerd. Dat valt in de periode waarin de nazi’s starten met het in kuilen verbranden van levenloze lichamen en het moment dat de crematoria in bedrijf genomen worden. Ruim 30 van de 261 Apeldoornse Joden worden in deze crematoria verbrand. Evenals het beeld van het spoor moet ook het algemene beeld wat betreft het lot van ongeveer 200 Apeldoornse Joden bijgesteld worden. De vergassing en de crematie van deze mensen gebeurt niet in de crematoria waar miljoenen bezoekers van het voormalige Auschwitz-Birkenaucomplex de restanten van kunnen zien. De conclusie moet zijn dat zij stierven in geïmproviseerde gaskamer en in grote kuilen werden gecremeerd. Van een enkelinge zal de datum waarop hij of zij vermoord is het verschil hebben gemaakt tussen enige tijd begraven zijn geweest of direct in een van de kuilen gecremeerd worden.
Roeland Oudejans-Albers
Voornaamste bron: In Het Centrum Van De Vernietiging door Bart Nauta