Contact
contact
Locatie en route
route
zoek
Zoek in de site

in de media

blogs

Nieuws

Hevig te kwaad II - blog

Hevig te kwaad

In het voorgaande deel heeft u gelezen dat Jacob Samuel Wijler (Lochem, 1894) en Elisabeth Rose Kolthoff (Almelo, 1887) in de Frisolaan in Apeldoorn woonde en vanaf augustus 1942 ondergedoken hebben gezeten in Epe. Hun beide dochters, Martha Rose (Zierikzee, 1919) en Rose Helene (Apeldoorn, 1922) zitten in Apeldoorn ondergedoken.

Martha Rose en Rose Helene Wijler duiken tegelijkertijd met hun ouders onder. Zij vinden onderdak bij de familie Kieviet aan de Bosweg op nummer 81. In de naoorlogse verklaringen is te lezen dat het contact tussen het gezin Kieviet, de huishoudster mevrouw Beumer en de zusjes Wijler door iedereen als prettig ervaren wordt. De zoon van het echtpaar Kieviet, eveneens Hendrik genoemd (Ambon, Indonesië, 1904), woont nog thuis en gaat in oktober 1942 trouwen. Om die reden wordt in goed overleg een datum vastgesteld waarop de werkrelatie tussen Kieviet en Beumer beëindigd zal worden. Omdat de verloofde van Kieviet junior over enkele maanden bij haar man in zal trekken, zal zij ook het huishoudelijke werk overnemen. Niet alleen het gezin Kieviet heeft onderduikers in huis, ook mevrouw Beumer houdt twee Joden in huis verborgen: Rachel Rubens-Meijerson en haar minderjarige zoon. In het blog ‘Krankzinnig’ schreef ik over hoe zij ondanks hun arrestatie de oorlog hebben weten te overleven.

In het Nationaal Archief vond ik de getuigenis van Jan van Dalen, woonachtig aan Prinsenlaan 6: “Ongeveer midden augustus 1942 vervoegde zich bij mij de heer Wijler, destijds leeraar aan het Gymnasium alhier, met het verzoek hem behulpzaam te zijn bij het zoeken naar een onderduikadres, daar hij zich als Jood moest melden om op transport te worden gesteld. Het is mij gelukt hem en zijn vrouw onderdak te brengen bij de familie E. J. van Dijk, Epe, C404. De dochters duiken gelijktijdig onder bij het gezin Kieviet.

Het blijkt dat de zusjes zo nu en dan hun onderduikadres aan de Bosweg verlieten om een bezoek te brengen aan mevrouw Beumer. Ondanks dat zij niet meer bij Kieviet werkzaam is, blijft de band warm. Martha Rose en Rose Helene maken bij haar ook kennis met Rachel Rubens-Meijerson en haar zoon. Het echtpaar Beumer is bevriend met het echtpaar Polman dat regelmatig bij hen over de vloer komt. Ook zij ontmoeten Rachel en haar zoon en de zussen Martha Rose en Rose Helene. Op het moment dat de meneer Polman wel erg vaak naar mevrouw Beumer gaat, vreest mevrouw Polman dat hij een liefdesrelatie ontwikkelt met mevrouw Beumer. Ook is mevrouw Polman van mening dat ze slecht behandeld wordt door haar man. Ze besluit hem door de politie een lesje te leren en dat hij illegale krantjes in huis heeft en geregeld naar de Engelse radio luistert, neemt ze mee in haar plan. Mevrouw Polman besluit een brief te schrijven waarin ze haar man aangeeft. Ze benoemt ook dat het echtpaar Beumer en het gezin Kieviet Joden in huis heeft. Na de oorlog erkent ze dat zij deze Joden heeft verraden, maar geeft ook aan dat het nooit haar intentie is geweest om hen op te laten pakken. Op een nacht wordt eerst Rachel Rubens-Meijerson met haar zoon opgepakt (beiden overleven op wonderlijke wijze de oorlog), daarna wordt de razzia voortgezet op de Bosweg. De zusjes Wijler worden van hun bed gelicht. Daarna rijden ze naar het adres van het echtpaar Polman; het adres van de aangeefster.

Over de arrestatie van Martha Rose en Rose Helene wordt na de oorlog door meneer Kieviet senior een getuigenis afgelegd. Hij vertelt dat zijn vrouw, zoon en schoondochter logeerden bij de ouders van laatstgenoemde. Daarom was hij alleen met de zusjes Wijler. In de nacht van 9 op 10 januari 1942 stond rond twee uur ‘s nachts een agent in burger aan de deur. Deze identificeert zich en zegt terwijl hij binnenkomt “Waar zijn de Joden? Laat ze niet probeeren te ontsnappen, want het huis is omsingeld.” Het is Jodenjager Van den Berg. Eerst wordt de voorkamer gecontroleerd en aansluitend moet Kieviet mee naar boven. Al snel vindt Van den Berg de zusjes Wijler. In de getuigenissen is te lezen dat hij direct gevraagd zou hebben naar hun geld en sieraden. De Wijlers hebben op dat moment samen ongeveer 25 zilveren rijksdaalders. Na Van den Berg komt diens collega Hoek binnen1. Kieviet: “Van den Berg trad vrij ruw en overdonderend tegen beiden meisjes op en hij werd zoo nu en dan met succes door Hoek gekalmeerd. Ik kreeg van Hoek den indruk dat hij spijt had dat hij bij deze zaak betrokken was en liet zich in diens geest hierover uit. Ook heeft Hoek nog eenige bezwarende papieren, die ik ongezien voor Van den Berg in de centrale verwarming wilde deponeeren, bij zich gestoken, omdat dit, volgens hem, veiliger was.”

Enkele dagen na de arrestatie komt Van den Berg weer bij Kieviet om kleding op te halen voor Martha Rose en Rose Helene.

Martha Rose en Rose Helene worden bij de Sicherheitsdienst (Arnhem) geregistreerd. Martha Rose wordt als volgt omschreven: onderwijzeres, 1 meter 60 lang, donker haar en dito wenkbrauwen, haar gezicht is ovaal en gezond van kleur, ze heeft groene ogen. Over Rose Helene worden de volgende kenmerken genoteerd: onderwijzeres, 1 meter 67 lang, zwart haar en dito wenkbrauwen, bruine ogen, ook haar gezicht is ovaal en gezond van kleur. Ze ondertekent het register met ‘Heleen Wijler’.

In januari 1943 ontvangen Jacob Samuel en Elisabeth Rose, zonder enige aankondiging, plotseling geen brieven meer van hun dochters. Mevrouw Van Dijk die de ouders in onderduik had verklaard: “En de ouders kregen het hevig te kwaad. Mijn man probeerde ze echter te sussen, doch dit hielp niet.” In februari 1943 wordt door Jan van Dalen in het bijzijn van arts Johannes Vorster (Steenwijk, 1882) aan het echtpaar Wijler verteld dat hun dochters tijdens een razzia op de Bosweg 81 opgepakt zijn. Het blijkt dat meneer Van Dijk al wekenlang op de hoogte was van de arrestatie van de twee zussen. Hij had gezwegen in de hoop dat ze weer zouden opduiken. Mevrouw Van Dijk: “Wel drie weken lang hebben wij toen een vreeselijk tijd gehad, want het echtpaar Wijler was vreeselijk overstuur en soms leek het of ze krankzinnig waren. Alles moesten wij op slot houden, want ze spraken soms van zelfmoord en wij konden hen geen moment alleen laten. Doch na deze tijd waren zij plotseling veel kalmer en wij meenden dat zij het ergste te boven waren.”

Martha Rose en Rose Helene worden op 18 januari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd.  Op 21 januari 1943, kort na aankomst, worden ze vergast.

1. Cornelis Willem van den Berg (Bleiswijk, 1916) en Marcelis Hoek (Poortugal, 1913)

Roeland Oudejans-Albers

Foto: RTV Hattem

terug naar overzicht
terug naar overzicht

Draai je telefoon
voor de beste beleving