Contact
contact
Locatie en route
route
zoek
Zoek in de site

in de media

blogs

Nieuws

Brand in de synagoge III - blog

Brand in de synagoge

In de eerste twee delen van dit blog ging het over de voorbereidingen om de synagoge in brand te steken. Hoewel de brandstichting goed is voorbereid, lukt het ter plaatse maar met moeite om het gebedshuis vlam te laten vatten. De jas en de schoenen van Van der Heijden vatte vlam.

Hij rent het perceel af en zoekt zijn rust op een tuinhekje in de buurt. In dit slotstuk aandacht voor het moment dat de brand in de synagoge woedt en de periode die daarop volgt: de onzekerheid van de geloofsgemeenschap.

Van der Heyden zit nog op het tuinhekje als hij Brusse weer ziet. Brusse, fotograaf van beroep, is aan het filmen. Ook politiechef Meijer is ter plaatse gekomen, evenals hoofdinspecteur Helder. Na een half uur komt er een Duits legervoertuig waar een onderofficier uitstapt, ‘mij bij zijn voornaam als Willy bekend’. Van der Heyden herinnert zich dat er nog meer Luftwaffe-officieren in het voertuig zaten. Hij ziet ‘Willy’, Brusse en Meijer met elkaar in gesprek gaan. Na tien minuten vertrekken de Duitsers weer, waarna ook Van der Heyden zijn fiets opzoekt en naar huis gaat.

Brusse geeft toe dat hij zich ter plaatse versproken heeft. ’Het was oorspronkelijk onze bedoeling, om ook de kerk aan de voorzijde in brand te steken, voor welk doel Wassink voor de kerk ook een vat benzine had klaar gezet. Daar er gevaar bestond dat dit vat benzine tengevolge van de hitte in de lucht zou vliegen, ben ik direct naar de commissaris [Meijer] toegestapt en zei tegen hem: ‘Commissaris denkt u erom, links voor aan de kerk staat nog een vol vat benzine. Wilt u direct de politie en de brandweer waarschuwen, opdat er geen ongelukken gebeuren, indien dat vat benzine in de lucht vliegt’. Brusse wordt daags na de brandstichting door Meijer aangesproken. De strekking is duidelijk: hoe stom kun je zijn om binnen gehoorafstand van anderen daderinformatie te geven; doelend op de precieze plek van het vat benzine.

Wassink ontkent na de oorlog in eerste instantie zijn betrokkenheid bij de actie. Wel zegt hij aanwezig te zijn geweest bij de V-actie, waarbij hij met krijt V-tekens had gemaakt ongeveer gelijktijdig met de brandstichting. Hij zegt dat hij, zodra hij de brand van een afstand zag, naar huis is gegaan. Hij was bang om de schuld te krijgen als hij in de buurt gezien zou worden: ‘...omdat de NSB toentertijd toch alles in de schoenen werd geschoven.’ Bij een volgend verhoor bekent Wassink wel. Hij zegt gelogen te hebben omdat zijn vrouw van niks wist en haar eerst op de hoogte wilde stellen over zijn rol. Wassink getuigt dat er ook een Duitse onderofficier in het huis van Brusse was. Hij geeft toe de benzine lopend naar de synagoge te hebben gebracht. Wie het tweede vat heeft gebracht weet hij niet. Over het moment dat de synagoge vlam vat getuigt Wassink: ‘Op hetzelfde moment hoorde van achter de kerk een luide knal en direct daarna een gil van Van der Heyden. Ik vermoedde direct dat de kerk aan de achterzijde in brand was gevlogen, docht kon dat op dat moment nog niet zien, waarop ik direct ben weggerend naar de Kerklaan, waar ik een moment heb gewacht, waarop Brusse zich bij mij voegde.’ Hij zegt direct bij het zien van de brand spijt te hebben gehad van zijn betrokkenheid: ‘Dat ik mij daarmede had ingelaten, doch ik heb mij toen in de politieke roes van het oogenblik laten meesleuren’.

Op 29 juli 1941, enkele dagen na de brandstichting in het gebedshuis komt de kerkenraad bijeen. De voorzitter Henri van Son spreekt over de treurige omstandigheden en een diepdroevige gebeurtenis. Van Son geeft aan dat het in de geschiedenis van de kerkenraad nog niet is voorgekomen dat het gebedshuis niet beschikbaar was voor de vergadering. Het huis van de voorganger, Slagter, staat nu tot hun beschikking (door de anti-Joodse maatregelen was het niet mogelijk elders een ruimte te huren). Van Son vraagt de kerkenraadleden om berusting na de golf van geweld en hoopt dat de geloofsgemeenschap voor verdere rampen wordt behoed. Hij geeft aan dat hij ‘hedenmiddag’ opnieuw bij de politie is geweest (later blijkt dat ook Justus Elzas mee geweest is. Hij komt later op de kerkenraadsvergadering). Ze hebben aan de politie de volgende vier vragen gesteld: 1) Wanneer wordt de synagoge weer vrijgegeven? 2) Wanneer kunnen we starten met de restauratiewerkzaamheden? 3) Kunt u na de restauratie de veiligheid van het pand en zijn inboedel waarborgen? 4) Tot wie kunnen wij ons tot wenden om de schade proberen vergoed te krijgen? Van Son geeft ook aan dat commissaris Meijer vandaag niet beschikbaar was, maar dat hij in het vorige gesprek ‘zeer correct’ was. Niet alleen de notulen van de kerkenraad, maar ook het politierapport maakt melding van dit bezoek, de gestelde vragen zijn echter niet in de dagrapporten opgenomen. Kort hierna volgt de tweede, grootschalige, vernieling van het gebedshuis.

In de weken die volgen blijkt dat commissaris Meijer heeft toegezegd dat, zodra de synagoge weer gebruikt kan worden, er tijdens de kerkdiensten bewaking zal zijn. Gelijktijdig adviseert Meijer het kerkbestuur om het gebouw niet te laten herstellen. De kerkenraad gaat ook in gesprek over de vraag of particuliere beveiliging, bijvoorbeeld door gemeenteleden zelf, een optie is.

De meest hinderlijke schade aan het gebedshuis is aan het dak. Er gaan stemmen op om dat zo spoedig mogelijk te laten repareren, zodat er – zij het op beperkte wijze – weer diensten gehouden kunnen worden. Of tenminste een kleinere dakreparatie te laten uitvoeren, zodat de kans op instorten geminimaliseerd wordt. In de kerkenraad wordt getwijfeld. Lopen we als Joodse gemeenschap niet opnieuw gevaar als we de synagoge te zijner tijd weer in gebruik gaan nemen? Zullen de nazi-sympathisanten dit niet opvatten als een provocatie en opnieuw toeslaan? vraagt kerkenraadslid Levie Bension Hes zich af. Welke consequenties heeft dit voor ons gebouw en ons als gemeenteleden...?

Drie weken na de brandstichting wordt door de politie de gemeentereiniging ingeschakeld, uit het meldingsrapport van de politie: A.v.P. [Agent van Politie] Veneman rapporteert dat op het wegdek in de Paschlaan voor de ‘Joodsche kerk’ het volgende is geschilderd: “Zijn dit de gruwelen der Sovjets?”. Deze woorden wijzen met een pijl naar genoemde kerk. Gemeentereiniging opgedragen dit te verwijderen.

De schade aan de synagoge is nooit hersteld. Niet lang na de brandstichting neemt de jodenvervolging in intensiteit toe. Apeldoornse Joden duiken onder of worden weggevoerd en vermoord. De synagoge raakt in verval. Stenen van het gebouw worden onder andere door de Duitsers gebruikt om het cellencomplex bij het politiebureau uit te breiden.

In 1959 verrijst op de plek van de vernielde synagoge een nieuw gebedshuis. De daarin aangebrachte muurreliëfs en het later voor deze synagoge geplaatste Holocaustmonument herinneren aan de rampzalige gebeurtenissen die zich in de oorlogsjaren in Apeldoorn hebben voltrokken.

terug naar overzicht
terug naar overzicht

Draai je telefoon
voor de beste beleving