Contact
contact
Locatie en route
route
zoek
Zoek in de site

in de media

blogs

Nieuws

Jodenjagers Brusse en Pelk II - blog

Jodenjagers Brusse en Pelk

In het voorgaande deel heeft u gelezen hoe Sytze Gjalt Brusse en Johann Diedrich Pelk met enkele handlangers goederen hebben gevorderd bij Isaäc Robart. En hier bleef het niet bij. Er werden ook sieraden en geld ontvreemd. Nadat de bende, zoals Isaäc de NSB’er beschrijft, zijn vertrokken rijden ze door naar Hartog, de broer van Isaäc.

Van Hartog is bekend dat hij een week nadat Apeldoorn bevrijd is al een getuigenis heeft afgelegd. In mei 1946 wordt er een uitgebreid proces-verbaal opgetekend.

Ook Hartog heeft een gemengd gehuwd, en het verloop van de huiszoeking komt overeen met die bij zijn broer Isaäc: In ben Israëliet en gehuwd met een Christen-vrouw. Op zaterdag 8 augustus 1942, omstreeks 20 uur, vervoegde zich bij mij aan huis een groepje N.S.B.-ers, te weten: fotograaf Brusse, gekleed in S.S. uniform, een mij onbekend persoon in N.S.B. uniform, de politie-portier Pelk gekleed in burger en de agent van politie Van den Berg eveneens gekleed in het burger. Eén van hun belde bij mij aan de voordeur en de mij bekende Brusse riep: 'Waffen S.S., openmaken'. Ik deed het raampje van de deur open en zei: 'Ik ken jullie niet, wie zijn jullie'. Pelk kwam daarop naar voren en hij toonde mij een kaart waarop 'politie' stond. Pelk gelastte mij de deur open te maken, waaraan ik voldeed1. Ik werd opzij geduwd en met z’n allen stormden ze naar binnen. De mij onbekende persoon schreeuwde: 'Naar de kelder jongens'. Deze laatsten gingen toen naar de kelder. In de kelder troffen ze onder andere een kaas en een vaatje van plusminus 20 pond ingemaakte boter aan. Brusse schreeuwde: 'Dat wordt in beslag genomen door de S.S.'. Ik vertelde hun, dat ik vanwege mijn ziekte (suikerziekte) op dieet moest leven en dat ik bedoelde kaas op mijn ziektebonnen had gekregen. Pelk ging daarop aan het schelden op de leider van het distributie-kantoor en zei: 'Daar moeten we ook eens heen gaan, om hem een kopje kleiner te maken.' Brusse zei nog: 'Jullie Joden mogen geen voorraden hebben'.

Ook in dit geval wordt er niets genoteerd over de emoties die de huiszoeking bij Hartog en zijn gezin opgeroepen moet hebben. Hartog gaat verder met zijn verklaring en laat optekenen dat Brusse een fototoestel vindt en deze in zijn kleding wegstopt: Twee van hen gingen onmiddellijk naar boven, openden alle kasten terwijl Brusse en Pelk beneden bleven om op de benedenverdieping hetzelfde te doen'. Hier wordt het fototoestel gevonden. Brusse, zelf professioneel fotograaf, zegt dan: 'Dat wordt in beslag genomen door de S.S.'. En aansluitend: 'Dat ding nemen wij mee, want die mogen Joden niet hebben'. Robart hoort de bende tegen elkaar zeggen: 'Ze hebben de hele boel er al uitgestolen'. Ik had namelijk mijn goede meubelen reeds eerder laten vervangen, door oude. Brusse was hierover blijkbaar erg verontwaardigd en hij schreeuwde tegen mij: 'Ik zal de S.D. hiermee in kennis stellen en zal zorgen dat jij één van de eersten bent die naar Polen wordt weggevoerd. Het lijkt er op dat Hartog rekening mee heeft gehouden dat zijn mooie, dure meubels op een dag gevorderd of gestolen zouden kunnen worden. Hartog maakt het de verbalisanten duidelijk dat Brusse en Pelk voornamelijk het woord hebben gevoerd en dat zij in algemene zin op Joden aan het schelden waren. 

Bij het vertrek van de heeren, wilden ze de kaas meenemen, doch ze wisten niet waar ze deze moesten inpakken. Pelk wist hierop wel raad, hij liep naar mijn kantoor, nam daaruit mijn actetasch van Russisch leder, waarvan de hoeken met zilverbeslag afgezet waren, weg, en deed daar de kaas in. De boter zouden ze later afhalen. Toen genoemde N.S.B.-ers na hun eerste bezoek bij mij waren vertrokken, bleek ons, dat er ook verschillende busjes met levensmiddelen waren ontvreemd. Van al hetgeen deze heeren hebben weggenomen, heb ik niets teruggezien. Ik ben dan ook van meening, dat ze uitsluitend op roof uitgeweest zijn.

En evenals bij zijn broer Isaäc blijft het ook bij Hartog niet bij één ongewenst huisbezoek. Op maandag wordt de boter inderdaad opgehaald en op dat moment zou Pelk hem op het politiebureau hebben ontboden. Hartog dient zich de volgende dag om 9:00 uur bij het politiebureau te melden. Hartog geeft hier gevolg aan en wordt door Pelk verhoord. Het is denkbaar dat Pelk tegen de regels in heeft gehandeld. Hij was immers portier van het politiebureau en zijn bevoegdheden waren om die reden dan ook beperkt. Hartog getuigt: Ik wachtte daar ongeveer een uur en toen werd ik door Pelk verhoord. Hij stelde mij enkele onbelangrijke vragen, onder andere 'van wie of ik de boter had gekocht', daarna kon ik weer vertrekken. Eenigen tijd later kreeg ik van de S.D. uit Arnhem een schrijven, dat ik mij aldaar op 24 september 1942 moest melden. Hieruit blijkt dat Brusse zijn dreigement wel degelijk ten uitvoer heeft gebracht. Ik heb aan deze oproep geen gehoor gegeven en bleef thuis. Ik bleef de eerste dagen geregeld op de uitkijk staan, omdat ik het vermoeden had dat ze mij zouden komen halen. De eerste avond zag ik iemand met een zaklantaarn bij mijn huis lichten en ben toen onmiddellijk naar mijn schuilplaats gegaan, die ik in huis had aangebracht. Even later hoorde ik iemand aan de voordeur en ik begreep dat het om mij was te doen. Dit bleek juist te zijn een agent van politie kwam naar mij vragen en toen mijn vrouw hem vertelde, dat ik niet thuis was, heeft hij mijn huis doorzocht. Hij vond mij echter niet en liet de boodschap achter dat ik bij mijn thuiskomst onmiddellijk aan het bureau van politie moest melden. Hartog besluit dit niet te doen en duikt veertien dagen lang bij anderen mensen onder. Daarna keert Hartog terug naar huis. Korte tijd later wordt zijn huis gevorderd en verlaat het gezin de woning. 

De gebeurtenissen worden door de vrouw van Hartog vrouw onderschreven. Het betreft een korte notitie van de verbalisant. 

Brusse wordt ook over dit incident gehoord en hij erkent ook in dit geval zijn aanwezigheid. Hij onderschrijft de inbeslagname van het fototoestel, maar volgens hem zou het toestel door Van den Berg gevonden zijn. Ook erkent hij de opmerking te hebben gemaakt dat het toestel naar de S.S. overgebracht zou worden. Maar Brusse ontkent dat hij Hartog bij de S.D. in Arnhem heeft aangemeld. Hij beweert dat Pelk tegen hem gezegd heeft hier werk van te maken. Brusse herinnert zich nog een detail, maar het is niet zeker of dit over het huis van Isaäc of Hartog gaat: 'Toen wij bij Robart waren vertrokken, bleek mij, dat Pelk een blikje sardientjes bij zich had. Dit blikje heeft hij geopend en de inhoud hebben wij samen samen opgegeten. Vermoedelijk was dit afkomstig uit de kelder van Robart.'

Pelk heeft over dit alles ook zijn herinneringen: 'Ik herinner mij dat ik eens op een avond, de juiste dag en datum weet ik niet meer, met Brusse, Van den Berg en mogelijk nog enkele anderen, doch dat weet ik niet meer, naar de woning van Robart aan de Waltersingel te Apeldoorn ben geweest. Nadat op de een of andere manier de deur van de woning van Robart was geopend [...], zijn wij naar binnen gegaan. Ik ontken aan Robart een kaart te hebben vertoond waarop het woord 'politie' stond, en hem gelast te hebben de deur te openen (dit zou om Van den Berg gaan). In de woning is vervolgens een onderzoek ingesteld. Of ik daar aan meegedaan heb weet ik niet. Misschien ben ik wel meegeloopen door het huis want ik zal wel niet als een doode pier zijn blijven staan. Een of andere handeling heb ik echter niet verricht. Of wij bevoegd waren daar binnen te gaan weet ik niet. Er was echter een politieman, Van den Berg, bij dus ik neem aan dat die de bevoegdheid daartoe had en wij deswege mee mochten.

Pelk probeert, door een vorm van herhaling, zijn rol opnieuw te minimaliseren: 'Uit eigen vrijen wil ben ik in geen geval meegegaan'. Pelk zegt geen idee te hebben van wat er allemaal gevorderd en/of gestolen is. Een aktetas van Russisch leer beslagen met zilver, zegt hem, naar eigen zeggen, niets. Pelk beweert dat hij zelf sowieso geen kans gehad zou hebben om iets te ontvreemden, want de vrouw en dochter van Hartog zouden hem continu in beeld hebben gehad. 'Wel heb ik later bij Brusse boter in huis gezien, waarvan Brusse zeide dat ze afkomstig was van Robart. Die boter moet later verdeeld zijn, doch tusschen wien weet ik niet. Ik heb er niet van gehad.' En verderop in het proces-verbaal: 'Ik zeg nogmaals dat ik niets van de goederen afkomstig van Robart heb gehad, gekregen of heb genomen. Ook kan ik mij niet herinneren dat ik Robart heb aangezegd den volgende morgen te 9 uur op het politiebureau te komen en dat ik hem daar heb verhoord. Mijn aandeel in dezen is geenszins toonaangevend geweest. Brusse was de man. Ik ben meegegaan ingevolge de opdracht en heb mij verder met de zaak zoo weinig moogelijk bemoeit'.

1. Brusse verklaart dat niet Pelk maar Van den Berg de persoon moet zijn geweest die de politie-aanstelling liet zien.
terug naar overzicht
terug naar overzicht

Draai je telefoon
voor de beste beleving